Samenvatting bij preek over HC Zondag 3
Inleiding
Waar ligt de schuld? Hoe komt het dat ik van nature geneigd ben God en mijn naaste te haten?
Thema en verdeling
“Wie is de schuldige?”
1. God is dat op geen enkele wijze (v/a 6)
2. De mens als dader aangewezen (v/a 7)
3. Gods Geest is de Bevrijder (v/a 8)
1. God is dat op geen enkele wijze
Het is een oeroude vraag: waar komt het kwaad vandaan? Er zijn verschillende antwoorden op gegeven. Er bestaat in Oosterse religies zelfs de opvatting dat het kwaad iets goeds is. Dat is wel een heel erge dwaling. Iemand vraagt zich af: heeft God het kwaad geschapen? (vergelijk met Jes. 45:7; Amos 3:6). Nee, die Schriftgedeelten zeggen niet dat God het kwaad geschapen heeft, maar dat hij het kwade kan gebruiken om te straffen. Hij is almachtig!
We moeten niet te abstract spreken. Het gaat om het kwaad in ons hart. Maar dan dringt zich een vraag op: is de mens door God met boosheid en verkeerdheid geschapen? Is dát de verklaring? Want het moet toch érgens vandaan komen? Is God er Zelf schuldig aan dat wij van nature geneigd zijn God en de naaste te haten?
Vraag en antwoord 6 maakt korte metten met die beschuldiging. God heeft de mens goed en naar Zijn evenbeeld geschapen. ‘Naar Zijn evenbeeld geschapen’: Het heeft met de innerlijke mens te maken. De Heere drukte Zichzelf als het ware af in de mens. Zoals je een stempel in een stuk zeep kunt drukken. De Heere geeft als het ware van Zichzelf aan de mens. En daardoor was er ware kennis aan God, was er ware gerechtigheid en heiligheid. God maakt een beeld van Zichzelf in deze wereld. Wat is dat bijzonder!
In het antwoord wordt het doel van kennen en liefhebben genoemd. Het loven en prijzen van Hem in de eeuwige zaligheid. Vraag 1 van de Westminster Confession: ‘wat is het doel van de mens?’ Antwoord: God te prijzen en zich voor eeuwig in Hem te verheugen.
2. De mens als dader aangewezen
Wie heeft er schuld aan dat wij van nature geneigd zijn God en de naaste te haten? God op geen enkele wijze! De mens…díe wordt als dader aangewezen. Dat is het antwoord op vraag 7. Waar de Heere de mens een plek gaf en zo’n hoge positie, zo’n hoge roeping, dáár gaat het ook vreselijk mis. Dat gebeurde dus niet ergens buitenaf, ergens waar God niet was. Maar daar waar de mens woonde en waar God elke dag kwam wandelen door de hof. Daar in de hof is een drama gebeurd. De catechismus heeft het over de val en ongehoorzaamheid van onze eerste voorouders. Val én ongehoorzaamheid. Niet maar iets wat de mens overkomen is. Maar gevallen door niet te luisteren.
Het proefgebod: Slechts alleen van de boom der kennis des goeds en des kwaads niet eten. Dat was alles…! Door te gehoorzamen zou het mensenpaar zijn liefde tot de Heere tonen.
Voorbeeld voor de kinderen: pa en ma gaan een avond weg. Je mag alles nemen wat je wilt, behalve van dat ene gebak…en wat doe je?! Je pakt toch! Dit is maar een voorbeeld, maar je voelt er op deze manier iets van aan, denk ik.
Mensen zijn niet als robots gemaakt. Het hart was een noodzakelijk kwetsbare plek. Toch gebrek in de schepping? Nee! (zet er rustig nog wat meer uitroeptekens achter). Alles was volmaakt om Hem te eren en te prijzen.
Eva wordt door de satan verleid. Hij misleid haar. En zij toont zich kwetsbaar (Gen. 3 vers 2 en 3). Dan komt de duivel met een glasharde leugen. Genesis 6: drie werkwoorden (zien, nemen en eten). Maar ook de zonde ‘doorgeven’ (‘ze gaf aan haar man met haar en hij at’). Het proefgebod overtreden. Daar heb je het: ‘waar onze natuur alzo is verdorven geworden […]’.
Onze natuur? Wat hebben wij ermee te maken? Wij hebben gezondigd in Adam. Dat wil zeggen: wij zouden ook het proefgebod overtreden hebben. Maar er is ook het aspect van de erfzonde: Adams zonde wordt mij toegerekend. Want hij is mijn vader. We erven bij onze geboorte een negatief saldo. Rode cijfers op de bankrekening van ons leven.
Moeilijk om te accepteren…In Rom. 5:12 gaat het over de tweede Adam. Als we het eerste niet accepteren, kunnen we dan wel Zijn genade aannemen die ons om niet wordt toegerekend?
3. Gods Geest is de Bevrijder
Als het fundament van ons leven verkeerd is, zal het huis van ons leven ook verkeerd zijn. De diepte van onze val wordt gepeild in v/a 8. De catechismus laat, op grond van Gods Woord, niet veel van ons over.
Onbekwaam tot enig goed? Verwijzing naar DL III/IV,3. Daar staat: ‘onbekwaam tot enig zaligmakend goed’.
We zijn geneigd tot alle kwaad. Denk maar weer aan dat vuur in de vulkaan. Dat is ernstig! Wij moeten van nieuws geboren worden. Het moet bij ons gaan branden van binnen…voor God en Zijn dienst! Dat is het werk van Gods Geest. Met ons is het hopeloos. Onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad, tenzij… Tenzij dan dat wij door de Geest Gods wedergeboren worden. Alléén door Zijn Geest is verandering mogelijk. Alleen Gods Geest is de Bevrijder. Gods Geest leidt uit de gevangenis van ‘geneigd zijn tot alle kwaad’.
Het fundament moet vernieuwd worden: van onbewoonbaar verklaard naar onverklaarbaar bewoond. Ezech. 36:26. God is goed voor slechte mensen. Maar na ontvangen genade blijft het gebed: ‘Schep mij een rein hart, o God! En vernieuw in het binnenste van mij een vasten geest.’
Vragen om over door te praten en/of voor persoonlijke bezinning
1. Kent u de gedachte bij uzelf: had de Heere de zondeval niet kunnen voorkomen?
2. Vertel in eigen woorden waarom het hart van de mens ‘een noodzakelijk kwetsbare plek’ moest zijn in de ‘staat der rechtheid’ (=paradijstoestand).
3. Beargumenteer op grond van Gen. 3: 2 en 3 de noodzaak van goede (parate) Bijbelkennis. Hoe zorgt u ervoor dat die Bijbelkennis er komt?
4. Wat betekent: ‘wij hebben in Adam gezondigd?’ (terwijl wij er niet letterlijk bij waren in het paradijs)
Voor de kinderen
1. Kun jij uitleggen wat het proefgebod is en waarom de overtreding hiervan heel erg was?
2. Kun je uitleggen wat een ‘nieuw hart’ is en waarom dat nodig is?