Samenvatting bij preek over HC Zondag 1, vraag en antwoord 2
Inleiding
Na het hooggestemde voorwoord, volgt in vraag en antwoord 2 de vraag wat nodig is te weten om in deze enige troost ‘zalig te leven en te sterven’. Het blijkt dat er iets gekend moet worden in het leven. Delen in de christelijke troost is niets als vanzelf…
Thema en verdeling
‘De drie hoofdstukken van de christelijke troost’
1. Het eerste hoofdstuk: over mijn zonde en ellende
2. Het tweede hoofdstuk: over mijn verlossing
3. Het derde hoofdstuk: over de dankbaarheid
1. Het eerste hoofdstuk: over mijn zonde en ellende
Het boek van de HC bevat drie hoofdstukken. Zondag 2-4 over de ellende van de mens, zondag 5-31 over de verlossing en zondag 32-52 over de dankbaarheid. Er kan geen één hoofdstuk gemist worden! Alle zijn nodig te weten om op goede gronden te kunnen zeggen/belijden de enige troost te kennen (persoonlijk dus).
Ook kunnen we niet naar eigen smaak de volgorde van de hoofdstukken veranderen. Het troostboek biedt een orde (is wat anders dan een ijzeren wet; de Heere is vrijmachtig in Zijn weg en werk).
Het boek ‘reist mee’ met de ware christen. De hoofdstukken en het boek worden nooit een afgesloten hoofdstuk of een gesloten boek.
Hoofdstuk 1: over mijn zonde en ellende. Welke kleur? Zwart. Snel doorbladeren? Nee! Iemand die leeft uit de ware troost heeft dit hoofdstuk – spreekwoordelijk – goed gelezen en eronder gebogen. Hier wordt geleerd ‘hoe groot mijn zonde en ellende is’. Let op het woordje ‘groot’. Let vervolgens op het woordje ‘mijn’. Let ook op de volgorde: ‘zonde en ellende’. Mijn ellende (dat ik van nature buiten de gemeenschap met de Heere leef, uitlandig ben…) is een gevolg van mijn zonde dat ik in Adam gevallen ben en God niet als Koning over mijn leven wil. Aangrijpend hoofdstuk! Niet om moedeloos te worden, maar om te verlangen naar verlossing.
Enkele zaken nog over dit eerste stuk:
Het eerste is dat zonde- en ellendekennis wel noodzakelijk zijn, maar als zodanig niet zaligmakend. Het is niet een teken van leven uit de enige troost om gebogen over de wereld te gaan terwijl het stuk van de verlossing nooit bereikt is.
Ander uiterste: het gevaar dat je dit hoofdstuk maar over wilt slaan. Maar wat zegt de Heere Jezus? ‘Die gezond zijn hebben de Medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn’ (o.a. Matth. 9:12).
Hoe groot moeten mijn zonde- en ellendekennis zijn om naar de Heere Jezus te mogen vluchten? Let op: geen voorwaarde opwerpen (zondekennis als ‘werk’). Bediening uit het genadeverbond. De Heere bepaalt de maat. Hij laat u er zoveel van doorleven als nodig is om u op de knieën te krijgen. Als u deze vraag (hoe groot moet het zijn?) nog kunt stellen, zonder Christus in geloof te omhelzen dán is de maat nog niet vol genoeg. U hebt nog grond onder de voeten. En anders gezegd: élke maat van zonde- en ellendekennis die aan Zijn voeten bracht, is voldoende. We kunnen daar echt geen maat voor aangeven. Het is Gods werk en Gods leiding.
2. Het tweede hoofdstuk: over mijn verlossing
Het tweede hoofdstuk heeft als titel ‘hoe ik van al mijn zonden verlost worde’. Dit hoofdstuk vormt wel de kern van het troostboek. Haal dit eruit en je bent alles kwijt. De vraag luidde: wat moet je weten om in deze troost zalig te leven en te sterven? Antwoord (van dit 2e hoofdstuk dus): ‘hoe ik van mijn zonden verlost word’ (tegenwoordige tijd). Niet: ‘zou kunnen worden’, of iets dergelijks…Het antwoord zou ook kunnen luiden: ‘hoe ik daarvan verlost werd en nog word’ Mijn verlossing geschiedde toen Christus betaalde met Zijn leven aan het kruis. Welke kleur bij dit stuk? Rood! Hij is ook de Hogepriester in de hemel. Hij is ook het zonde-wegdragende Lam Gods. Het tweede stuk wijst ons op Christus en Zijn volkomen offerande (denk ook aan het formulier voor bediening Heilig Avondmaal). Psalm 130: ‘Israël hope op den HEERE; want bij den HEERE is goedertierenheid, en bij Hem is veel verlossing.’
‘Hoe ik van al mijn zonden verlost word’ (passieve zinsconstructie). Dat is zo’n verschil met alle andere godsdiensten en religies in de wereld. Daar moet een mens zichzelf verlossen…dat leidt tot wanhoop, onverschilligheid of tot extremisme.
‘Hoe ik van al mijn zonden verlost word’. In Zijn verlossing is geen gebrek. Voorbeeld ds. Hendrik de Cock (‘Vader van de Afscheiding’). Isaäc da Costa: ‘Niets uit ons, maar al uit Hem, zo reist men naar Jeruzalem’. Dat is Evangelie. Dat is troost!
Leeft u getroost? Dan kent u uw zonde en ellende. Maar u weet ook van welke grote nood en dood u verlost bent en dat Christus uw/jouw Verlosser is. Beide hoofdstukken zijn werkelijkheid in uw leven. Maar wel zo dat hoofdstuk 2 het donker van hoofdstuk 1 heeft opgeklaard. Het heeft dat stuk van ‘hoe groot mijn zonde en ellende is’ wel voor eens en altijd van zijn vloek beroofd.
3. Het derde hoofdstuk: over de dankbaarheid
Dit hoofdstuk is een wezenlijk onderdeel van de ware troost. Mag niet beschouwd worden als een vrijblijvend nawoord of goedbedoelde aanbeveling. Met wezenlijk onderdeel bedoelen we: is het er niet dan leef je (nog) niet uit de enige troost. Dankbaarheid stempelt het leven van allen die de Heere kennen. Dat kan niet anders. Anders gezegd: het is een onfeilbaar kenmerk van genade. Vraag en antwoord 1 greep er al op vooruit: ‘Van harte willig en bereid om voortaan voor Hem te leven…’ Er komt een toegewijd leven aan Hem en Zijn heerlijke dienst. De kleur bij dit hoofdstuk? Wit! (Vrede met God: leven met, voor en door Hem). En dat wordt ook concreet (liefhebben van Zijn dag, Zijn wet). Dit is ook onderscheidend (separerend). Want hoe ligt dat bij ons? Is ons leven tot Zijn eer (nee: dat lukt niet altijd, maar is het je verlangen geworden). Denk ook aan zaken als kleding/media/keuzes die we maken. Scherp is Jakobus: ‘wie een vriend der wereld…’
Dankbaarheid is ten diepste geen werk van ons, maar ook – net als stuk 1 en stuk 2 – vrucht van genade. Het antwoord luidt dan ook niet ‘hoe ik Gode voor zulke verlossing moet dankbaar zijn’, maar ‘hoe ik Gode voor zulke verlossing zal dankbaar zijn.’ Verbonden aan Hem zal ik vrucht dragen. ‘Ik ben de Wijnstok en gij de ranken; die in Mij blijft en Ik hem, die draagt veel vrucht; want zonder Mij kúnt gij niets doen’, houdt Jezus Zijn leerlingen voor in Johannes 15.
Dankbaar-zijn. Dat is God danken voor Zijn onuitsprekelijke gave. Dat is leven door Zijn genade en door het vernieuwende werk van Gods Geest. Dat is bidden: O Vader dat Uw liefde ons blijk’, o Zoon maak ons Uw beeld gelijk, o Heil’ge Geest, zend Uwen troost ons neer; Drie-enig God, U zij al de eer.
Vragen om over door te praten en/of voor persoonlijke bezinning
1. Probeer eens uit te leggen waarom de troost van de verlossing er niet kan zijn zonder het kennen van je eigen zonde en ellende?
2. Welk gevaar herkent u het meest bij uzelf: blijven ‘hangen’ in hoofdstuk 1 of hoofdstuk 1 willen ‘overslaan’?
3. Leg uit dat zonde- en ellendekennis bediening uit het genadeverbond is (Openbaring 3:17b kan helpen om het antwoord helder te krijgen).
4. Waarom is het op zichzelf genomen een troostrijke wetenschap dat zondaren verlosten kunnen worden?
5. Waarom moet het ‘zou kunnen worden’ veranderen in ‘word’ (‘hoe ik verlost word’, tegenwoordige tijd) om echt vanuit de enige troost te leven?
6. Leg het verschil uit tussen ‘moet dankbaar zijn’ en ‘zal dankbaar zijn’? Denk aan weer aan de bediening uit het verbond der genade.
7. Welke vormen van wereldgelijkvormigheid bedreigen ons als kerkelijke gemeente in het algemeen?
Voor de kinderen
1. Hoe zat dat ook alweer met de kleuren die in de preek genoemd werden? Weet je het nog? Kun je het uitleggen waarom ik deze kleuren noemde?